Toespraak burgemeester Pieter Verhoeve Keti Koti op 1 juli 2024
Muziek is zó belangrijk. Waar taal stopt, gaan klanken verder. Sommige liedjes vergeet je nooit meer. Het refrein blijft haken. Punt is; er zijn ook intens lelijke refreinen.
In de geschiedenis van de mensheid is slavernij zo’n refrein. Eerder regel dan uitzondering. Bizar, niet? Welvaart gaat zo vaak samen op met uitbuiting van mensen. Slavernij zou een donkere bladzijde in een ver verleden zijn. Nee. Het is een afschuwelijk dik boek waaraan nog steeds verhalen worden toegevoegd.
Ook in de Nederlanden? Ook bij ons. Vooral in de achttiende eeuw. Slavernij was nota bene ín de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden verboden. We waren immers verlost uit de Spaanse slavernij, zoals het Plakkaat van Verlating stelt. Gezaghebbende predikanten van toen, zoals prof. Voetius, waarschuwden tegen mensenhandel als ‘grote dieverij.’
Op de eilanden voor Afrika en Amerika werden mensen echter tot roerende goederen gedegradeerd. Tewerkgesteld op de plantages, onder dwang. Kennelijk golden ver van huis andere regels. De VOC en WIC hadden bijvoorbeeld zogeheten ‘kerkslaven’ om de kerkgebouwen en pastorieën schoon te maken.
Nu naar Gouda. Het profiteren van misbruik ging onze stad niet voorbij. Koloniale waar, mede geproduceerd door tot slaaf gemaakten, was op elke straathoek te verkrijgen.
Dit weten we dankzij een recente historische verkenning die in opdracht van ons stadsbestuur is gemaakt. Een degelijke studie met ongemakkelijke uitkomsten. Wat blijkt? De verwevenheid tussen de koloniale handel en onze stad was groter dan gedacht.
Dit raakt ons allen, omdat de geschiedenis van ons allemaal is.
Enkele voorbeelden.
- Tal van fraaie panden in de binnenstad zijn mede gefinancierd vanuit de plantages, waarin onderdrukking en verkoop van mensen onderdeel was van het verdienmodel.
- Bij de stedelijke elite was de verwevenheid zelfs – ik citeer de verkenning – ‘bijzonder groot’. 130 jaar lang (tussen 1665 en 1795) stuurde Gouda de meest prominente bestuurders, de burgemeesters, naar het landelijke bestuur van de VOC en de WIC (inclusief een royale vergoeding met een ambtswoning in Amsterdam) en zat daarmee in het hart van de wereldhandel die zulke lelijke kanten had.
- De verwevenheid betrof de hele stad. Met name in de achttiende eeuw was de hele productie- en consumptieketen doordrongen van koloniale handel. Denk aan het maken van touw voor de schepen, de Goudse pijpenkoppen om mensen te drogeren voor de ruilhandel; de Goudse IJsselsteentjes als ballast en bouwmateriaal overzee.
Dat was toen.
De verwevenheid is er nog.
Een nazaat draagt de geschiedenis van slavernij onzichtbaar en zichtbaar met zich mee. Nog steeds worden mensen met een donkere huidskleur veroordeeld vanwege hun huidskleur. Net als hun ouders. Institutioneel racisme bestaat. Bovendien: familiepijn is niet zomaar over. Psychologen spreken van een intergenerationeel trauma. Onrecht dat opa en oma werd aangedaan woekert ongevraagd door richting de 2e, 3e en 4e generatie.
Toch zijn we samen stad. De geschiedenis van al onze voorouders verdient aandacht. Ook al gebeurde de slavernij ‘not in my name.’ Slavernij, uitbuiting: het zijn misdaden tegen de menswaardigheid. Die raken ons allemaal.
In het afgelopen jaar vonden op verschillende momenten waardevolle gesprekken tussen Gouwenaars plaats. In stadsdialogen; ook in de gemeenteraad vonden meerdere vergaderingen plaats. Wat zijn de drie grote lijnen?
1) het onder ogen zien van de schaduwkant van het Goudse verleden is van groot belang. Zelfkennis en voortschrijdend inzicht verjaren immers niet. Op nederigheid staat geen houdbaarheidsdatum.
2) Breed in de stad en de gemeenteraad leeft het willen erkennen van het toegebrachte leed in het verleden. Er is ook verschil van opvatting. Zo denken Gouwenaars verschillend over het uitspreken van excuses en over het aanpassen van straatnamen.
3) De gemeenteraad van Gouda verzocht het college op 22 mei jongstleden bij motie om een ‘passend vervolg’ te geven dat nodig is, nu er ‘een begin is gemaakt met de bewustwording over dit deel van ons verleden.’
Het verkennen van het slavernijverleden bracht ook bescheidenheid. Niemand nu draagt zelf directe schuld aan de slavernij en onderdrukking toen. Wel loopt er een donkere lijn van de Goudse bestuurlijke rechtsvoorgangers van toen naar vandaag.
Hoe moeten we dit nu duiden? Vandaag tijdens Keti Koti 2024; aan het einde van een bijzonder herdenkingsjaar. Wat het stadsbestuur betreft past er 3 keer een D. Dankbaarheid, deemoed en daadkracht.
Het college is dankbaar voor al die activiteiten van het afgelopen jaar. Hoe spannend ook; de historische verkenning bracht een gesprek op gang dat daarvóór niet op die manier plaatsvond. 150 jaar lang heeft dit onderdeel van de Goudse geschiedenis nauwelijks aandacht gekregen. We kunnen het slavernijverleden niet meer negeren.
Het college is ook deemoedig. De nieuwste inzichten maakten pijnlijk duidelijk dat wat we nu afschuwelijk en mensonwaardig vinden, te veel vereenzelvigd was met de stadsbestuurders voor ons, alsmede de hele stedelijke economie. Dit spijt ons. We
schamen ons ervoor. Dit had niet mogen gebeuren.
Er is ook ruimte voor daadkracht. Er is nog een lange weg te gaan. Liefst samen. In de veelkleurigheid die onze stad al eeuwenlang letterlijk en figuurlijk kenmerkt.
Na de zomer wil het college in gesprek met betrokken partijen, zoals de werkgroep Keti Koti; historisch platform Gouda en anderen om met de stad een plan van aanpak te maken om ook de komende jaren te blijven werken aan bewustwording, erkenning en het tegengaan van de doorwerking van mensenhandel, racisme, discriminatie en uitbuiting tot en met de huidige dag.
Met elkaar willen we nadenken om plaatsen die discussie oproepen, van nieuwe context te voorzien. Hierbij denken we in het bijzonder aan het Houtmansplantsoen. Ook het slavernijverleden verdient een zichtbare plaats in de openbare ruimte. Daarnaast dit: de straatnamencommissie inventariseert de mogelijkheid om een aantal straten in Gouda de naam te geven van slaafgemaakten die verbonden zijn aan de Goudse geschiedenis. Om op die manier alsnog iets van barmhartigheid aan hen te doen.
Martin Luther King had ooit een droom. Hij verlangde naar een land waarin zijn kinderen niet zouden worden beoordeeld op hun huidskleur; maar op karakter. Laten we dromen van een verdraagzame, warme stad die afrekent met racisme en onderdrukking. Laten we daaraan werken. Laten we erover zingen.
Er zijn immers ook mooie en belangrijke liederen en refreinen.
Zoals dat verzetsliedje eens klonk:
Ten kon drai (Tijden zijn veranderd)
Den keti koti, fu tru! (De ketenen zijn verbroken, echt waar!)